Door Rik Kuiper, uit de Volkskrant van 27 oktober 2021

Chaja Polak wilde struikelstenen laten neerleggen voor haar gedeporteerde ouders. Toen ze hoorde dat in Luxemburg ook voormalige Wehrmachtsoldaten zo’n steen hebben gekregen, begon ze te twijfelen.

Het leek zo’n mooi idee, twee glanzende struikelstenen voor de deur van het huis waar ze tijdens de oorlog ondergedoken zat, het huis van waaruit haar ouders in het voorjaar van 1944 door Nederlandse agenten van de Sicherheitspolizei werden meegenomen. Maar toen de dag naderde dat de stenen geplaatst zouden worden, twijfelde Chaja Polak. ‘Er is een smet op de stolpersteine gekomen’, zegt de 79-jarige schrijver en beeldend kunstenaar.
Laat er geen misverstand over bestaan. Polak vindt de keien prachtig – met die messing plaatjes met namen van mensen die tijdens de Tweede Wereldoorlog gedeporteerd zijn. ‘Als voorbijganger sta je er even stil’, zegt ze. ‘Je kijkt naar de steen en dan naar de deur van het huis. En je beseft dat daar mensen gewoond hebben die zijn weggehaald en vermoord – alleen omdat ze geboren zijn uit Joodse ouders.’
Het probleem: dat laatste is niet meer evident. Polak werd onlangs gewezen op de discussie die in Luxemburg en Duitsland woedt over elf stenen die in september in het groothertogdom zijn gelegd ter nagedachtenis aan Luxemburgers die tijdens de oorlog gedwongen in dienst traden bij onder meer de Wehrmacht, het leger van Adolf Hitler. Der Spiegel en de Frankfurter Allgemeine Zeitung schreven over de ophef die ontstond.
En die ophef is terecht, meent Polak, die al jaren strijdt tegen ‘nivellering’, het fenomeen dat de grenzen tussen daders, slachtoffers, omstanders en medeplichtigen vervagen. Zo hekelt ze boeken waarin de rol van de nazi’s wordt vergoelijkt. Dat bij Dodenherdenking ‘inmiddels werkelijk iedereen wordt herdacht’ vindt ze een gevaarlijke ontwikkeling. En nu zwengelt ze dus ook de discussie over de stolpersteine aan.

Verkeerde boodschap
De stolpersteine zijn een initiatief van de Duitse kunstenaar Gunter Demnig, die nog voor de eeuwwisseling ermee begon. Er liggen er nu ruim 80 duizend in meer dan twintig landen. Demnig komt de stenen vaak zelf leggen.
Veruit de meeste exemplaren zijn geplaatst ter nagedachtenis aan gedeporteerde Joden, maar volgens de website van Demnig zijn de stenen bedoeld voor ‘alle slachtoffers van de nationaal-socialistische vervolging’, dus ook voor Sinti en Roma, Jehova’s getuigen, homoseksuelen, gehandicapten, dwangarbeiders en mannen die als deserteurs gezien werden. En, zo bleek in Luxemburg, nu dus ook voor zogeheten Zwangsrekrutierte.
Dat vindt Polak onverteerbaar. Want het lot van deze dwangsoldaten is een ander dan dat van de Joden. ‘Joden werden vanwege hun afkomst uit hun huizen gesleept. Vaders, moeders, grootouders, zwangere vrouwen en baby’s. Ze hadden geen keuze. Die Luxemburgers hadden wel een keuze. Er zijn mannen ondergedoken, sommigen gingen bij de partizanen.’
Je moet die groepen dus niet op dezelfde wijze herdenken, zegt Polak. ‘Want als je dat wel doet, verdwijnt het inzicht dat Joden slachtoffer waren van genocide, een fabrieksmatig uitmoorden van een volk op grond van zijn geboorte. En dan verdwijnt het besef dat het ooit begon met woorden, met racisme en antisemitisme, met het uitsluiten van anderen. We herdenken niet alleen om het herdenken, maar ook om te voorkomen dat het weer gebeurt. Maar daarvoor moeten we wel de signalen herkennen.’

Kanonnenvoer
De 74-jarige Demnig lijkt ondertussen ongevoelig voor de kritiek. In een verklaring over de Luxemburgse kwestie verdedigt zijn stichting de keuze om stenen te leggen voor Zwangsrekrutierte. Zij zijn tegen hun wil ‘als kanonnenvoer’ naar het front gestuurd, aldus de stichting. ‘In de regel waren zij niet direct bij de Holocaust betrokken en deelden zij niet de nationaal-socialistische overtuiging.’
Ook benadrukken Demnig en de zijnen dat in Luxemburg een ‘rondetafeloverleg’ is geweest met vertegenwoordigers van andere slachtoffergroepen. Zij stemden unaniem voor plaatsing van de stenen voor de dwangsoldaten, een groep die al sinds de jaren tachtig door de Luxemburgse staat als slachtoffer van het nationaal-socialisme wordt erkend.
Dat betekent niet dat alle 130 duizend Zwangsrekrutierte een struikelsteen zullen krijgen. De organisatie beweert elke aanvraag te onderzoeken. ‘Als blijkt dat iemand, ook wanneer hij zelf later slachtoffer van het nationaal-socialisme werd, eerder betrokken was bij de massavernietiging dan kunnen we geen steen voor hem plaatsen.’

Dader
Historicus Remco Ensel van de Radboud Universiteit in Nijmegen, die gespecialiseerd is in de Holocaust en de herdenking daarvan, vindt ook dat Demnig te ver gaat met de struikelstenen voor dwangsoldaten. ‘Het grote probleem’, zegt hij, ‘is dat die Luxemburgers in het leger geweld hebben gebruikt. En in die hoedanigheid dus ook dader zijn.’
Ensel zegt dat de Stolpersteine aanvankelijk vooral verbonden waren met de genocidale vernietiging van de Joden. Later begonnen ze ook een aantrekkingskracht uit te oefenen op andere groepen slachtoffers. ‘De symbolische kracht van die stenen is heel groot. Als je er ook een weet te bemachtigen, dan straalt dat af op jouw slachtofferschap.’
Tegelijkertijd verwatert daarmee de kracht van de stenen die er al liggen, zegt Ensel. ‘Ik voel dat zelf ook. Drie van mijn familieleden hebben een steen. Door deze kwestie krijgen die een nare bijsmaak.’

Kaddisj
En wat gaat Chaja Polak nu doen? Anderhalf jaar geleden, toen ze de struikelstenen voor haar ouders aanvroeg, stelde ze zich voor dat haar naaste familie naar Rijswijk zou komen, dat Gunter Demnig de stenen kwam leggen en dat haar jongste zoon vervolgens kaddisj zou zeggen, een joods gebed voor de doden.
Nu denkt ze er anders over. Ze zal de struikelstenen niet afbestellen, zoals ze even overwoog, maar binnenkort neemt ze wel contact op met Demnig. Dan vertelt ze hem dat ze niet wil dat hij de stenen op 25 november zelf komt leggen. Het is een signaal, zegt ze, in de hoop dat hij van gedachten verandert. ‘Want dat prachtige idee van de stolpersteine moet gered worden.’