Geschiedenis
Volgens gegevens van het Joods Historisch Museum bestond de joodse gemeenschap in ’s-Hertogenbosch en omgeving begin jaren dertig uit 388 leden. De laatste gegevens zijn uit 1998, toen telde deze nog maar 36 joodse Bosschenaren. De joodse geschiedenis van ’s-Hertogenbosch gaat terug tot de dertiende en veertiende eeuw toen er volgens een kroniek uit 1558 ‘enige’ joden in de stad gewoond hebben. Pas in de jaren tachtig van de zeventiende eeuw werd er melding gemaakt van een jood die als eerste toestemming kreeg om de poorterseed af te leggen waarbij hij officieel het recht verwierf om binnen de poorten van de stad te wonen. Daarna verwierven tussen 1680 en 1777 in totaal dertien joden het poorterschap. Pas na de burgerlijke gelijkstelling van 1796 verwierven de joden in ’s-Hertogenbosch een zekere rechtspositie. In dat jaar werd onder druk van de joodse patriottenclub Felix Libertate door de Nationale Vergadering van de Bataafse Republiek op 2 september wettelijk vastgelegd dat joden voortaan dezelfde rechten zouden hebben als alle andere burgers in de Republiek. Die gelijkberechtiging gold toen nadrukkelijk exclusief voor mannen boven een bepaalde inkomensgrens.
Synagoge
Vóór de burgerlijke gelijkstelling van 1796 speelde de concurrentiepositie van joden en niet-joden onderling vaak een rol. Met als gevolg dat in 1779 alle joden die niet over een woonvergunning beschikten, gedwongen werden de stad te verlaten. Aan hen die wel over een woonvergunning beschikten werden beperkingen opgelegd op godsdienstig gebied. Het houden van openbare synagogediensten werd verboden en ook werd het verzoek tot het inrichten van een joodse begraafplaats door het stadsbestuur afgewezen. Pas in 1790 kreeg de joodse gemeente officieel toestemming de begraafplaats aan te kopen aan de huidige Berkenheuveldreef in Vught. Het emancipatiedecreet van 1796 veranderde de rechtspositie van de joodse Bosschenaren dus ingrijpend. In september 1799 werd officieel de Bossche Joodse gemeente ingericht. Jaren later werd in een privéwoning aan de Mortel een synagoge opgericht die uiteindelijk aan de Joodse gemeente werd overgedragen. Dit gebouw heeft, tot de nieuwbouw van de synagoge in 1937, als plaats van samenkomst dienstgedaan. Daarna werd het ingericht als hulpsynagoge en vergaderkamer. Bij de oprichting in 1814 van de landelijke organisatie van joodse gemeenten werd ’s-Hertogenbosch de residentie van de opperrabbijn van Noord-Brabant. Aan het einde van de negentiende eeuw organiseerde de Bossche Joodse gemeente zich in een genootschap voor Talmoedstudie, een begrafeniscollege, een vrouwenvereniging die zorg droeg voor het onderhoud van de synagoge, een afdeling van de Alliance Israélite en een vrouwengenootschap voor de aanschaf van sieraden en andere kostbaarheden voor de synagoge. Er werd een joodse school opgericht en de armenzorg kwam in handen van het armenbestuur van de Joodse gemeente.
De Tweede Wereldoorlog
Het merendeel van de Bossche joden was werkzaam in de handel en de industrie, met name de veehandel en de schoenen- en sigarenindustrie. ’s-Hertogenbosch ontwikkelde zich economisch sterk in het begin van de vorige eeuw. Het aantal leden van de joodse gemeente groeide navenant. Begin januari 1941 telde de Bossche Joodse gemeente 465 joden. Toen in september 1941 joden van het openbaar onderwijs werden uitgesloten, werd in ’s-Hertogenbosch een joodse lagere school en een lyceum opgericht. De deportaties begonnen in augustus 1942. Uit heel Noord-Brabant werden joden naar ’s-Hertogenbosch vervoerd en van daaruit op transport gesteld. De deportatie van de joodse inwoners van ‘s-Hertogenbosch was in april 1943 een feit. Van de circa 465 Bossche joden of joodse Bosschenaren zouden slechts 172 de verschrikkingen van de oorlog overleven. Onmiddellijk na de bevrijding van ’s-Hertogenbosch, eind oktober 1944, kwam het joodse leven in de stad zo goed en zo kwaad als het kon weer op gang. De synagoge bleef tijdens de oorlog grotendeels intact maar de inboedel bleek geroofd. De inventaris van de synagoge van Zaltbommel werd geschonken aan de Bossche Joodse gemeente en in 1947 werd de synagoge heringewijd.
Na de oorlog
In 1948 werd in de synagoge een lijst onthuld met daarop de namen van de omgebrachte joden uit ’s-Hertogenbosch. In de loop van de jaren zeventig liep het aantal gemeenteleden zodanig terug dat er geen wekelijkse diensten meer konden worden gehouden. De Bossche Joodse gemeente ging samen met de Eindhovense gemeente en de synagoge werd grondig gerenoveerd en verbouwd tot de huidige Toonzaal. In 1984 werd op initiatief van Max Cahen op het station in Vught een monument onthuld ter nagedachtenis aan de via station Vught weggevoerde joden. In 1995 is in de Casinotuin een monument onthuld ter nagedachtenis aan de leerlingen van de joodse lagere school en het Joods Lyceum die tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn gedeporteerd en in concentratiekampen zijn vermoord. De originele slachtofferlijst uit de synagoge uit 1948, die met het samengaan van de Bossche en Eindhovense joodse gemeente uit het zicht raakte, is thans weer terug in Den Bosch.
Het monument
Op donderdag 27 oktober 2016 werd onder grote publieke belangstelling het Joods monument Den Bosch onthuld. Voorafgaand aan de onthulling vond een korte besloten bijeenkomst plaats in de voormalige Bossche synagoge, thans muziekcentrum De Toonzaal. Sprekers daarbij waren Truus Wertheim-Cahen, stadschroniqueur Eric Alink en loco-burgmeester Huib van Olden. De bijeenkomst werd muzikaal omlijst door de Koninklijke Harmonie ‘s-Hertogenbosch die drie composities van Simon Spiero uitvoerde. De onthulling van het monument vond aansluitend plaats in De Mortel (achterzijde van de Toonzaal). De namen van alle 293 vermoorde Bossche Joden werden daarbij voorgelezen. Rabbijn Shmuel Spiero sprak het Jizkor uit en rabbijn Ten Brink het Kadiesj.