Twee vragen die mij de laatste jaren werden gesteld: De eerste van onze kleinkinderen, die rond hun 14e jaar vroegen: ‘Opa & Oma, vertel eens waar waren jullie in de Tweede Wereldoorlog?’ De tweede vraag komt van dochters en vrienden: ‘Waarom ben je de laatste tijd toch zo veel met de oorlog bezig, vroeger hoorden we je daar nooit over’.
De eerste vraag is simpel te beantwoorden; de kleinkinderen bezochten Joodse scholen, zowel in Nederland als in Amerika en moesten in het tweede jaar middelbaar werkstukken maken over de Holocaust en hun grootouders interviewen.
Toen ons eerste kleinkind met die vraag kwam, antwoordde mijn man, uiterst efficient: ‘Ik schrijf het wel op, dan hoeven wij het de volgende keren niet te herhalen.’ Dat opschrijven resulteerde in onze memoires. De tweede vraag: ‘waarom ben de laatste tijd toch zo veel met de oorlog bezig, vroeger hoorden we je daar nooit over’, is lastiger te beantwoorden en vereist enige uitleg.
Wanneer je als tweejarige wees en mijn man als vierjarige, per trein van Westerbork naar Bergen-Belsen en Theresienstadt wordt getransporteerd, wat kan je daar dan over vertellen?
Mijn man herinnert zich de treinreis en een interviewer vroeg dan ook eens aan hem, ‘kun je wellicht de namen van alle tussenstations herinneren op weg van Westerbork naar Bergen-Belsen? Dit zou betekenen dat een kind van vier jaar al in staat zou zijn stationsnamen te lezen. Mijn man heeft een redelijk IQ, maar is toch weer niet zo begaafd dat hij al op zijn vierde kon lezen, laat staan dat hij kennis had van de Duitse taal.
Wat wij over de Tweede Wereldoorlog te weten zijn gekomen kwam pas veel later, toen de verhalen van pleegouders, geschiedschrijvers, oudere overlevenden en begeleiders in de concentratiekampen openbaar werden.
De jaren ’60, opgroeiend zonder ouders en grootouders, waren gevuld met overleven, studie, een gezin stichten en carrière maken. Ruimte om je met het verleden bezig te houden was er niet, of werd in veel gevallen onderdrukt. Vier jaar geleden werden wij uitgenodigd door de gemeente Deventer, waar Stolpersteinen voor mijn vermoorde grootouders zowel van vaders- als van moeders kant werden gelegd.
Na het verschijnen van Daphne Meijers’ boek ‘de 51 Onbekende Kinderen’, waarin ons verhaal en dat van de andere 49 kinderen werd vastgelegd, stuurden de Holocaust musea in Washington, Houston en Los Angeles interviewers en fotografen op ons dak.
In 2002, na 37 jaar huwelijk, werd pas duidelijk dat mijn man en ik, zonder het te weten, op hetzelfde treintransport en in dezelfde concentratiekampen hebben gezeten en dit scenario zou een goede basis zijn voor een (Steven Spielberg) Hollywood Love Story.
Op mijn vraag aan mijn echtgenoot of hij zich mij kon herinneren tijdens de treinreis naar Theresienstadt, was zijn antwoord: ‘jazeker, je irriteerde me toen al’!
Twee jaar geleden ontvingen wij een uitnodiging van het Duitse herinneringskamp Bergen-Belsen om te worden geïnterviewd.
Precies een jaar geleden ontving ik een Facebook bericht en zocht Jan de Wit namens de gemeente Den Bosch contact met mij. Op de meest sympathieke wijze werd ik dan ook vorig jaar door Burgemeester Ton Rombouts, Jan de Wit, Marc Verbeek en Eric Alink op het stadhuis ontvangen en werd het verhaal over het korte leven van mijn broertje Ivor tastbaar.
Vandaag zijn Rob en ik en vele van mijn familie en vrienden naar Den Bosch gekomen om mijn broer Ivor Arnold een plek te geven. Mijn leven zou ongetwijfeld voller zijn geweest als ik samen met Ivor en mijn eigen ouders had kunnen opgroeien. Helaas heeft het lot anders bepaald, maar mijn kinderen, kleinkinderen, neven, nichten en vrienden hebben deze leegte fantastisch opgevuld.
Herinnert u zich nog de tweede vraag: ‘Waarom ik vandaag de dag zo met de Holocaust bezig ben?’ En het antwoord op die vraag is:
‘Wij zijn niet zozeer met de Shoah (Holocaust) bezig, de wereld om ons heen heeft opeens buitengewone belangstelling en ook dat is goed te verklaren.
Wij staan bekend als zogenaamde ‘Child Survivors’. Wanneer onze generatie verdwijnt, is er niemand meer die persoonlijk van de verschrikkingen van de Holocaust kan getuigen. Gelukkig dienen er zich kinderen en kleinkinderen aan die onze verhalen verder willen uitdragen.
Heden 4 mei 2018 herdenken wij diegenen die ons zijn ontvallen. Het is belangrijk dat wij niet vergeten het Holocaust verhaal steeds opnieuw te vertellen, opdat hetgeen
zich in de jaren ’40-’45 afgespeeld heeft, niet wordt herhaald. Eén van degenen die dat gedaan heeft is Ruben ten Thije, die vorig jaar een ontroerende voordracht heeft gegeven over Ivor en mijn ouders hier in de kerk in Den Bosch. Ik ben hem daar heel dankbaar voor.
Het is eveneens belangrijk om onze diepe erkentelijkheid te tonen aan degenen die ons gedurende- en na de oorlog beschermd, geholpen en liefdevol opgenomen hebben. Ze hebben ons letterlijk een leven gegeven, een leven vol vreugde, kinderen en kleinkinderen en daar zullen mijn man en ik eeuwig dankbaar voor zijn.